Maracanã
Als Brazilië één eigenschap heeft overgenomen van haar Noord-Amerikaanse grote broer, dan is het wel diens neiging tot megalomanie. En als het land dan in 1950 haar eerste WK voetbal organiseert, hoort daar natuurlijk het grootste stadion ter wereld bij. Zo waren er 200.000 getuigen van het grootste onrecht dat het land ooit is aangedaan, en wel door buurland Uruguay. Het stadion werd 'Maracanã' gedoopt, naar een van de kleinste papegaaisoorten die hier, met wat moeite, te vinden is (een enigszins Belgisch gevoel voor humor kan je ze niet ontzeggen). En daar toog ik afgelopen week heen om de halve finale van de Copa do Brasil tussen Fluminense en Vasco da Gama te gaan bekijken, met uiteindelijk een groep van zo'n 10 Vascaínos. Nadat we een charge van een onzichtbare vijand hadden weten te ontwijken door over een rij wat óns betreft fout geparkeerde auto's te klimmen en een te trage fan met steekwonden afgevoerd zagen worden, werd het tijd om de arena te betreden. In een vlaag van minimalistisch reductionisme had de architect belast met de laatste verbouwing (er passen nog 100.000 mensen in het Maracanã) besloten het aantal ingangen gelijk te trekken aan het aantal teams dat per wedstrijd tegen elkaar speelt. De wanorde die hier logisch uit voortvloeide werd bewaakt door agenten op getrokken paarden met stijgerende wapenstokken en het was in deze wanorde dat ik 1 voor 1 mijn pasgevonden vrienden kwijtraakte. Maar goed, ik was ook nog niet echt aan ze gehecht. Dat deze architectonische downgrade zelfs in extremis faalt werd de volgende dag aangetoond bij de andere halve finale, tussen het populaire Flamengo (80 miljoen fans in Brazilië) en een nietszeggend team uit de provincie. Met uitsluitend Flamenguistas in het Maracanã eindigden 5 supporters in het ziekenhuis met kogelgaten.